акти́в m 1 ( col. ) actieve leden; groepéring; ( v. (subversieve) organisátié ) harde kern 2 f пап. actíef (meest in pl. gebrúikt: áctiva), tegoeden, bezit het име́ть в акти́ве ( — ook sport) op z'n conto/naam hébben; заче́сть́ [3] в акти́в — op iem.s conto schríjven ( ovdr. ); (ба́нковые) опера́ции́ с акти́вами — activatransacties (van de bank); акти́вы предприя́тия́ — áctiva (van een ondernéming)