I
adv. DICHT dicht
(doen e.d. );
EXTRA
… en nog een geschénk toe — и пода́рок в прида́чу;
ik ben blij toe dat … — я рад, что …; ( hij is weg ) Blij toe ! вот и хорошо́!, сла́ва бо́гу!, ска́тертью доро́гу!;
●
RICHTING
bijkwam naaŕ mij toe — он подошёл ко мне:
naar zichzélf toe rékenen — пе́чься if о себе́/свои́х (со́бственных) интере́сах;
bij rekent erg naar z. toe (ook) — он себя́ не оби́дит;
hij stond met zijn rug naar het raam toe — он стоя́л спино́й к окну́;
waar wilt u naar toe ? (vraag van táxichauffeur e.d. ) — куда́ вам?; ovdr. ( ónbegrip ) что вы име́ете в ви́ду?; ( áchterdocht ) куда́ вы кло́ните?;
tot́ het einde toe — до са́мого конца́;
tot schreiens toe — до слёз;
dat is tot dáaraan toe — э́то ещё куда́ ни шло;
tot nu toe — до сих пор;
●
BETREKKING
waar dient dat toe ? — к чему́ э́то?;
het doet er niets toe ( — э́то) (совсе́м) не ва́жно /не о́чень и ва́жно, э́то (никако́го) значе́ния не име́ет;
rol
e.d. ;
hij kan met dat geld een maand toe — ему́ э́тих де́нег хва́тит на ме́сяц;
toe zijn aan:́
hij is aan zijn laatste geld toe — у него́ де́ньги конча́ются/ на исхо́де;
hij is aan rust toe — он нужда́ется в о́тдыхе;
ik ben aan thee toe — мне бы сейча́с ча́ю; Spreek. чайку́ бы сейча́с!;
zij zijn er nog het béste aan toe — им ещё хорошо́ /ничего́, они́ ещё в вы́годном/лу́чшем положе́нии; ( hébben meer gelúk gehad ) им ещё (сравни́тельно) повезло́;
daar is hij nog niet aan toe (niet oud genóeg, te onerváren, niet rijk genóeg) — он ещё не доро́с до [2] / inf. ;
( niet oud genóeg ) — мал ещё для [2] / inf. if ; ( niet rijp genóeg ) ещё не созре́л для [2]; ( niet sterk, erváren, kúndig genóeg ) ему́ пока́ ещё не под си́лу + inf. ;
hij is er slecht aan toe ( finan. , m.b.t. zíekte, zaken) — дела́ его́ пло́хи;
finan, — он в тру́дном фина́нсовом положе́нии; ( m.b.t. zíekte ) он в тяжёлом состоя́нии;
hij weet niet waar hij aan toe is ( m.b.t. tóekomst) — он не зна́ет, что с ним бу́дет; ( m.b.t. regelmatige betáling e.d. ) он не зна́ет, на что он мо́жет рассчи́тывать; ( m.b.t. verwach- tingen van een ánder ) он не зна́ет, чего́ от него́ мо́жно ожида́ть
●
II int.
toe, zeg het maar! (áansporing) — ну, (дава́й) говори́!; ( verzóek ) ну, скажи́!;
toe, kom eens hier — поди́-ка сюда́!;
toe maar (verbázing) — да ты что?!, да что ты?!
Начните вводить слово: