KIP: значение слова

ку́рица;
cul. куря́тина
kip !, kip ! цып-цып!;
er was geen kip op straat — на у́лице не бы́ло ни (одно́й живо́й) души́; ( de gásten zouden от 3 uur kómen ) maar er kwam geen kip но ни оди́н не яви́лся:
het was zo vol, er kon geen kip meer bij — бы́ло так мно́го наро́ду, что (и) я́блоку не́где бы́ло упа́сть;
kip ik heb je! — попа́лся голу́бчик!, попа́лась голу́бушка!;
kippen hóuden — держа́ть if кур;
je loopt rond als een kip die haar ei niet kwijt kan! — ну, что ты ме́ста себе́ не нахо́дишь!, что ты ходи́ть как неприка́янный!; ( als er iets te hálen valt ) is hij er als de kippen bij то́лько принесли́, а он уже́ тут как тут;
met́ de kippen op stok gaan — лечь спать с петуха́ми;
je moet de kip met de góuden eieren niet sláchten — не руби́ сук, на кото́ром сиди́шь;
práten als een kip zónder kop — рассужда́ть if как безмо́зглая ку́рица