GEVOLG: значение слова

gevólg
^het ( stoet ) сви́та; ( úitvloeisel ) (по)сле́дствие; ( resultáat ) результа́т
gevólg géven aan (úitnodiging e.d. ) — приня́ть; ( bevel ) испо́лнить; ( verzóek ) удовлетвори́ть;
gevólg gevend aan uw verzóek … — в отве́т на ва́шу про́сьбу …;
geen kwade gevólgen ondervínden van — не страда́ть/пострада́ть от [2];
het gevólg zijn van — быть сле́дствием [2];
aań de gevólgen (van een óngeluk overlíjden) — в сле́дствие [2];
met goed gevólg — успе́шно, с успе́хом;
ten/tot gevólg hébben — име́ть if сле́дствием; ☺ повле́чь pf за собо́й;
dat had tot gevólg, dat — э́то привело́ к тому́, что;
iem. vooŕ de gevólgen aansprákelijk stéllen — призва́ть [4] к отве́ту;
aansprákelijk zijn voor álle gevólgen — отвеча́ть if за все после́дствия;
niet voor de gevólgen ínstaan — не отвеча́ть if за после́дствия;
dat is (nu) het gevólg van zijn eigenwíjsheid — вот что получи́лось в результа́те /из-за его́ упря́мства;
wat kúnnen de gevólgen daarvan zijn? — каки́е мо́гут быть от э́того после́дствия?;
zónder gevólǵ — безуспе́шно, без результа́та;
uitblijven