( if 6a; tr. )
1 sníjden (ook als fúnctie v. scherpe instrumenten)
ре́зать дере́вья́ — bómen zágen;
ре́зать по живо́му́ Spreek. ( ovdr. : v. — beslíssing e.d. ) diep in het vlees sníjden, diep door de ziel sníjden;
нож́ не ре́жет — het mes snijdt niet;
но́жницы́ не ре́жут — de schaar knipt niet/doet het niet;
по се́рдцу́ резану́ло — het sneed me/ … door m'n/ … ziel;
ре́зать торф́ — turf stéken;
ре́зать чёлку́ — pony kníppen
●
2 ( pf разреза́ть) in stukken/ plákken sníjden
доро́га ре́жет по́ле — de weg doorsnijdt het veld;
ло́дка ре́жет во́дную гладь — de boot doorklieft het water;
ре́зать бискви́т/кекс/пиро́ѓ — cake in plákken sníjden;
ре́зать торт́ — taart in stukken sníjden
●
3 ( pf разреза́ть) [patiënt, orgaan] ópensnijden, operéren
4 ( pf заре́зать) [vee, kip] sláchten; Spreek. ( v. roofdieren ) [prooi] dóodbijten
5 ( pf заре́зать) ↓ te gronde ríchten
6 ((на [6]/по [3])) [áfbeelding, naam] íngraveren, inkerven;
gravéren, kérven (in [glas, hout])
ре́зать по де́реву́ — houtsnijden
●
7 (i/2sg./ pl. 0) ( v. riem, tas, hengsels e.d. ) sníjden in [nek, vel, huid];
( ovdr. : v. geluid, licht) pijn doen aan [ógen, oren];
( ovdr. : v. gemene woorden e.d. ) iem. pijn doen, kwéllen, píjnigen
реме́нь ре́жет (мне) плечо́ — de riem snijdt in mijn schóuder;
ре́зать глаза́/глаз ( v.
ре́зать у́хо/у́ши/слух ( v. — schel geluid e.d. ) pijn doen aan je oren; ( v.
●
8 ( pf сре́зать; на [6]) Spreek. iem. láten zákken voor [examen, wískunde];
iem. áfknijpen
9 (([3] [4])) Spreek. iem. iets onomwónden/recht voor z'n raap zéggen/vertéllen
ре́зать пра́вду/пра́вду-ма́тку́ в глаза́ — er geen doekjes om wínden, de díngen bij hun naam nóemen, man en paard nóemen, iets recht voor z'n raap zéggen
●
10 Stijl. (als vervánger v. vba. die een snelle, energieke hándeling áanduiden)
ре́зать по-англи́йски — een flink mondje/wóordje Engels spréken
●
11 ( pf сре́зать)